Erwin Olaf: 'Ik wilde iedereen zo overtuigen van wat ik kon. Kijk! Kijk!'
In 2016 vloog ik naar Hongkong om fotograaf Erwin Olaf te spreken voor Holland Herald. Twee bijzondere dagen, met veel regen en nog meer gelach. Maar ook ernst: 'Alles wat nu nog gebeurt, is extra.'
Regen. Een niet aflatende, stromende regen. Nu kun je chagrijnig worden als je daar de hele dag in moet werken, maar het is regen in het exotische Hongkong, en dat is altijd beter dan regen thuis. En het is werken met Erwin Olaf (57), en met de beste wil van de wereld kun je niet chagrijnig zijn met Erwin in de buurt. De anekdotes, vergezeld van een schorre bulderlach, zijn ook niet aflatend. Vanaf het moment dat hij het rammelende busje instapt dat ons van locatie naar locatie rijdt (‘We zagen Leonardo DiCaprio gisteravond!’ Hoe was hij? Bulderlach: ‘Opgeblazen!’) tot we om twee uur ’s nachts bijna van onze barkrukken glijden in jazzcafé Peel Fresco - van het lachen, van vermoeidheid en heel misschien van de witte wijn.
Erwin Olaf is in Hongkong op uitnodiging van champagnehuis Ruinart, dat met een expositiestand op de kunstbeurs ArtBasel staat met een fotoproject dat Olaf speciaal over hen maakte. Olaf heeft ook nog een soloexpositie in galerie Art Statements. Het gaat goed met zijn werk, heel goed. Een paar dagen hiervoor zat hij in Moskou waar hij bijna als een popster werd ontvangen, daarvoor in Parijs, en na Hongkong zijn Kyoto en New York aan de beurt: ‘Ik zit in een héérlijke bubbel.’
Het lijkt alsof hij met een tweede carrièrespurt bezig is. Niet dat het ooit slecht met hem ging, vanaf het moment dat hij in 1984 begon heeft hij, zo vertelt hij, elk jaar met een hogere omzet afgesloten. Maar er heeft wel een duidelijke kentering in zijn werk plaatsgevonden. Aanvankelijk stond hij bekend als Erwin Olaf ‘de shockfotograaf’, met een provocerende en bijna agressieve beeldtaal: barokke naakten, dikke vrouwen, bondage. Met het drieluik Rain (2004), Hope (2005) en Grief (2007) sloeg hij een andere weg in; hij ging fluisteren in plaats van schreeuwen, en verkende nieuwe thema’s als eenzaamheid, kwetsbaarheid en verdriet. Sindsdien is er het ene hoogtepunt na het andere: de Johannes Vermeerprijs (de Nederlandse staatsprijs voor de Kunsten met een geldbedrag van 100.000 euro), een portretserie met koningin Maxima, de nieuwe euromunt met het portret van koning Willem-Alexander, en de kostuumtentoonstelling Catwalk die hij dit voorjaar voor het Amsterdamse Rijksmuseum mocht samenstellen.
Reality is boring
Als hij iets meer lef had gehad als tiener, hadden we Erwin niet als fotograaf leren kennen. ‘Ik wilde toneelspeler worden. Op de lagere school zette ik al toneelstukjes in elkaar. Kwam ik zogenaamd naakt uit bad op het podium. Wel keurig achter een handdoekje hè!’ De hang naar provoceren zat er al vroeg in.
Dat hij naar de toneelschool wilde durfde hij niet te zeggen tegen de decaan (‘een vervelende macho gymleraar’). ‘Die zei: je kunt heel leuk opstellen schrijven, hier is een folder van de School van Journalistiek.’ Eureka! Niet dat hij plots een passie voor schrijven ontdekte. ‘In de folder stond dat het de wens vanuit school was dat je op kamers ging wonen, want dan kon je je losmaken van de ouderlijke omgeving. Dat wilde ik, weg uit de provincie!’
Het studentenleven was een groot feest. ‘Wat ik altijd vanbinnen had gevoeld, kwam ik nu tegen in het uitgaansleven. Mensen die misschien niet de knapsten waren, maar er wel geweldig uitzagen, die een nadeel tot een voordeel wisten om te buigen. Theatrale buitenbeentjes. Nachtvlinders. Een droomwereld.’ Al was het niet altijd feest: ‘Het klinkt truttig, maar als je op jezelf gaat wonen voel je je ook vaak behoorlijk ongelukkig. Ik ging dan de bioscoop in, films waren mijn grote vluchten. Wat ik toen zag, heeft nog steeds grote invloed op mijn werk. Visconti, Fellini, The Man Who Fell To Earth met David Bowie, maar ook fifties tearjerkers van Douglas Sirk die zo mooi geënsceneerd waren.’
Op school duwde iemand hem een camera in de hand. ‘Vanaf het moment dat ik die camera vasthield, mijn eerste filmpje ontwikkelde en mijn eerste afdrukken maakte, was ik gefascineerd. Dit was mijn wereld.’
Hij fotografeerde eerst op al die feesten. ‘Maar het echte leven is saai! In de studio ontdekte ik dat ik de realiteit kon kaderen, dat ik daardoor mijn fantasie kon laten gaan.’ De nachtvlinders werden zijn eerste modellen. ‘Zij waren zo vrij, daar trok ik me aan op, en ze gaven mij ook ideeën. Ik hoorde over een meid die 150 kilo kon liften. Ik dacht: dan kan ze ook wel een man boven haar hoofd tillen. Ik belde haar op en ze zei: dat is goed, maar dan moet het wel naakt. Dat werd mijn eerste naaktfoto.’
Klaar met schoppen
Surfend op een golf, zo ziet hij zichzelf en zijn carrière. ‘Ik ben begonnen toen er grote werkloosheid was in de jaren tachtig, op het moment dat fotografie heel voorzichtig werd erkend als kunstvorm. De tijdschriften liepen als een trein: ik mocht pagina’s lang mijn fantasie de vrije loop te laten.’ In de jaren negentig ontplofte de advertentiemarkt en kwamen daar de grote opdrachten vandaan. Zo maakte hij voor jeansmerk Diesel de spraakmakende campagne ‘Dirty Denim’ waarvoor hij tachtigjarigen in jeans fotografeerde. Hij won er een Zilveren Leeuw mee op het reclamefestival in Cannes, en Diesel werd adverteerder van het jaar. ‘Nou jongens, die telefoon bleef maar gaan!’
Olaf had jaren met gemak op die commerciële golf kunnen blijven zitten. De eerste wake-up call kwam in 1998 van een roodharige stagiaire, Shirley den Hartog. ‘Ik had haar gevraagd mijn manager te worden omdat ik voelde dat ik langzaam verdween in de advertenties. Zij zei: ik wil het wel doen, maar dan moet je weer eigen werk gaan maken.’ Het bleek een gouden combinatie: ‘Shirley is de brains, ik de balls.’ Hun eerste serie samen was Mature, waarvoor hij bejaarde vrouwen portretteerde als Amerikaanse pin-ups; een succes. En Royal Blood (2000), met onder andere een bebloede prinses Diana lookalike, ging ‘sky high’. ‘Die serie móest gemaakt worden. Het zat heel diep in mijn hart. Ik wilde het over de schoonheid van de jeugd hebben en over onze fascinatie met geweld, en ik wilde iets doen met de geweldige uitvinding Photoshop, waardoor ik al mijn fantasieën kon botvieren.’
Maar toen kwam de tweede wake-up call. ‘Ik mocht mijn portfolio laten zien bij het Getty Museum in Los Angeles. Toen de curator bij Royal Blood kwam zei ze: And now I’m going to say something which you are going to remember the rest of your life: we call this Eurotrash. Stond ik met beide voeten weer op aarde. In Frankrijk, Italië, Spanje, Rusland, daar was ik een held. Maar het was goed dat iemand zei: hou eens op met dat eenrichtingverkeer. Want dat was het: shockeren, aandacht trekken. Een te gekke vorm van esthetiek, maar hoe diep gaat het? Die opmerking heb ik inderdaad altijd onthouden. En die ging wel invreten. Royal Blood werd daarmee het einde van een cyclus. Hoe lang kun je blijven doorgaan met schoppen? Ik was wel uitgeschopt. ’
Time travel
Olaf fotografeert uiteindelijk voor zichzelf, zegt hij. ‘Het is bijna therapie.’ In 2012 bracht hij Own uit, een overzicht van 1984-2012. ‘Toen ik dat voor het eerst in handen had dacht ik: dit is mijn dagboek. Je kunt er precies uit aflezen in wat voor stemming ik was tijdens al die series. Heel agressief, ambitieus, bezig met seksualiteit. Ik ben heel trots op de periode na 2000, met Royal Blood erbij als afsluiting van mijn expressieve fase. Omdat ik gegroeid ben en ik het fijn vind om te zien dat ik dat nog kan, als fotograaf maar ook als mens. De periode tussen 1992 en 2000, daar zitten toch wel veel slechte foto’s bij. Ik was zo bozig en ongelukkig. De wereld moest aan mijn voeten liggen. Ik werd voor het eerst gepasseerd; er kwamen sterke vrouwenfotografen op zoals Inez van Lamsweerde en Rineke Dijkstra. Ik wilde iedereen zo overtuigen van wat ik kon. Kijk! Kijk!’
Het roer ging vanaf 2003 langzaam om. ‘Ik stond met allemaal lachende modellen een dansstudio te verbeelden en dacht: dit klopt niet. Toen heb ik een jongen en een meisje even aan de kant gezet en gevraagd of ze niet wilden bewegen, en toen hing er ineens zo’n spanning. Opeens was er een verhaal dat open was, iets dat de kijker kon invullen, in plaats dat ik de boodschap er eendimensionaal inramde.’
Verstilling en versobering; Rain en Hope intrigeerden, met een nostalgische styling geïnspireerd op de Amerikaanse jaren vijftig. Time travel, noemt hij het: ‘Maar ik wilde ook reizen in emotie. Grief werd uiteindelijk een heel belangrijke serie voor me omdat ik voel dat ik daarin compleet ben. Het is gebaseerd op mijn allereerste duidelijke herinnering in 1964, toen ik vijf jaar oud was. Voor mijn gevoel stond alles en iedereen stil in de wereld; de weerslag van de dood van Kennedy. Dat werd het uitgangspunt van Grief, de eerste traan die opwelt als je je realiseert, mijn man komt niet meer terug, mijn kind is overleden. Heftige verhalen, de allerdiepste emoties waarvan ik ook niet wist dat ze bestonden.’
Waar rouwde hij zelf om? ‘Dat vraag ik me nog steeds wel eens af. Misschien omdat mijn relatie uit was na 23 jaar, ook al was dat een paar jaar ervoor gebeurd. Misschien omdat ik chronisch ziek ben, wat ik steeds meer ging voelen. In 1996 hoorde ik dat ik erfelijk longemfyseem heb, en hoe ouder je wordt, hoe meer je conditie achteruitgaat. Het heeft als voordeel dat je bij de dag moet leven, maar ik moest het wel een plek geven. Met Grief is dat begonnen, en op mijn vijftigste heb ik drie zelfportretten gemaakt, waarvan één met een zuurstofslang in mijn neus, gebaseerd op hoe mijn toekomst eruitziet. Toen was het wel duidelijk: het verdriet, dat zit daar.’
Peace of mind
Zo’n tripje naar Hongkong, dat gaat hem niet meer zo makkelijk af. ‘Ik reis veel en mijn longarts raadt dat enorm af, maar ik moet het nú doen, voor mijn carrière. Maar ik geniet er ook van. Gelukkig heb ik een partner die flexibel is en heel reislustig, en het is te gek om door de ogen van een ander te kijken. Ik ben hier al een keer of zes geweest, maar door Kevins enthousiasme denk ik: wat een leuke stad is het eigenlijk! De mensen zijn zo open en geïnteresseerd, je kunt overal lekker eten. En als het regent, zoals nu, ga je naar zo’n overdekte shoppingmall, kijken wat je je allemaal niet kunt veroorloven. Voor werk reizen we vooral naar steden, maar privé wil ik de natuur in, bijvoorbeeld naar Sri Lanka, Panama en Thailand. Vogeltjes, vlindertjes, het ruizen van de zee, de herrie van cicaden. Als ik op mijn geheime eilandje zit en die krengen hoor piepen, kun je me niet gelukkiger maken. Fotografie heeft me over de hele wereld gebracht. Dat had ik niet kunnen bevroeden toen ik ooit met een uitkering begon. Ik heb het leven zo gevierd! En nog steeds. Maar mijn grote ei is echt wel gelegd, en dat geeft veel rust. Alles wat er nu nog gebeurt, is extra.’
In 2019, als hij zestig wordt, krijgt Olaf een grote overzichtstentoonstelling in Den Haag. In datzelfde jaar hoopt hij zijn eerste speelfilm uit te brengen, naar een roman van Arthur Japin. ‘Ik heb net tijdens de vlucht vanuit Moskou het nieuwste script gelezen en zat twee keer met tranen in mijn ogen. Nu word ik altijd heerlijk sentimenteel in een vliegtuig, maar echt, hier zitten prachtige beelden in. Visconti meets Fellini, de twee grootste invloeden op mijn werk. Het heet Een schitterend gebrek, sinds de nachtvlinders uit mijn studententijd al het grote thema in mijn leven. Alles komt prachtig samen.
‘Ik voel me wezenlijk gelukkiger dan tien, vijftien jaar geleden. Minder ambitieus. Al vind ik het nog steeds leuk om het spelletje te spelen, ik loop met veel genot hier op ArtBasel rond. Maar ik wil ook graag weer naar huis. En met Kevin op de bank naar House of Cards en Downton Abbey kijken. Dat vind ik ook belangrijk in mijn leven.’ Met een schorre bulderlach: ‘Dan maar niet wereldberoemd!’
CV
Erwin Olaf Springveld wordt 2 juni 1959 geboren in Hilversum, Nederland. Hij begint met fotograferen op de School van Journalistiek in Utrecht. Hij valt op met taboedoorbrekende fotoseries als Squares (1984-1990) en Chessmen (1988), waarmee hij de Young European Photographer competitie wint. Vele awards volgen, waaronder een Amerikaanse Lucie Award en verschillende Zilveren Leeuwen voor zijn commerciële werk. Sinds de jaren negentig wisselt hij vrij werk af met commerciële opdrachten voor o.a. The New York Times Magazine, Vogue, The Sunday Times Magazine en ELLE, en voor grote merken als Microsoft, BMW, Nokia, Bottega Veneta, Heineken en Diesel. Na Royal Blood (2000) wordt zijn werk meer introspectief. Zijn werk wordt vertoond en verkocht over de hele wereld. Toekomstproject: een grote speelfilm.
Dit interview verscheen eerder in Holland Herald juli 2016
Onderstaande kiekjes maakte ik de dag dat we in de stromende regen door heel Hongkong crosten voor de fotografie. Het team voor Holland Herald bestond uit Mounir Raji (fotografie), Sandra de Cocq (productie), Linda Gumus Gerritsen (styling), Bram Spaan (assistent fotografie